Kasteel Rechteren
Een middeleeuws kasteel in het Vechtdal
Kasteel Rechteren is het enige nog bestaande middeleeuwse kasteel in Overijssel. Op deze pagina de geschiedschrijving van het kasteel.
Eerste vermelding
Kasteel Rechteren is gebouwd aan de oever van de Vecht en wordt al vermeld in 1230 als bisschop Willebrand van Utrecht aan Zwolle de stadsrechten met de daar bijbehorende rechten om stadsmuren te bouwen verleent, teneinde met succes de plunderingen van de huizen Voorst, Rechteren en Rutenberg te kunnen tegengaan.
In 1320 dragen Herman van Voorst en zijn neef Roderick het huis op aan de Bisschop van Utrecht. Hierdoor werd het huis een leen van de Bisschop en hadden de Van Voorsten het recht om het kasteel te versterken. Dit recht werd in 1326 weer bevestigd toen de zoon van Herman, Sweder van Voorst, beleend werd met Rechteren. De oorkonde van belening is de oudste oorkonde in het archief van kasteel Rechteren. De toren van het huis werd niet lang hierna gebouwd, in eerste instantie tot de helft van de huidige hoogte.
Sweder laat drie kinderen achter, een zoon die jong is gestorven en twee dochters Luitgarde en Johanna. Luitgarde die zichzelf Vrouwe van Rechteren noemt trouwt in 1345 met Frederik van Heeckeren, uit dit huwelijk stamt de huidige familie van Rechteren Limpurg.
Late middeleeuwen: uitbreiding van het complex
Rond het jaar 1500 had het complex een behoorlijke ontwikkeling doorgemaakt: de toren is twee keer zo hoog gemaakt, en het laatgotische woonhuis is gebouwd. Dit hoge huis met zijn stoere trapgevels en statige schoorstenen stond los van de toren met de hoofdingang waarschijnlijk aan de zuidoostelijke gevel precies tegenover de huidige ingang. Het geheel was omringd door een stevige vestingwal, de resten van deze muur en enkele waltorens zijn bij restauraties aan het begin van de twintigste eeuw tevoorschijn gekomen. Het gebouw bestond uit een “kelder” verdieping die zich op grondniveau bevind, de beletage met drie grote vertrekken, daarboven ook drie grote vertrekken – vermoedelijk de privé vertrekken voor de familie, en daarboven nog een woonverdieping voor personeel, en mogelijk soldaten.
De middeleeuwse toren van Rechteren. Foto van voor de restauratie in de jaren 50. In 1951 is op basis van deze foto een postzegel ontworpen:
Hertog Karel van Gelre (1467 – 1538)
Adolf van Rechteren (ca. 1545 – 1597)
De 16e eeuw, een roerige tijd
De 16e eeuw was een roerige tijd voor Rechteren. In 1522 veroverde Hertog Karel van Gelre Rechteren, dat in 1523 het hoofdkwartier werd van Jacob ten Starte die namens de Hertog van Gelre rentmeester van Salland was. Jacob ten Starte beval namens de hertog aan de kerspels van Salland, om alle pachten, renten, tijnsen enz., eertijds verschuldigd aan de bisschop van Utrecht, nu aan hem op Rechteren te komen betalen, dat hierdoor het administratief middelpunt van Salland werd.
In 1524 beval de Hertog zijn rentmeester de Gelderse ruiterij te verplaatsen van Hattem naar Rechteren. Deze ruiterij bestond uit ongeveer 200 ruiters en paarden die vanuit Rechteren herhaaldelijk aanvallen op Zwolle uitvoerden. In november 1524 werd het kasteel belegerd door de nieuw ingehuldigde bisschop van Utrecht, Hendrik van Beieren. Deze beschoot het kasteel met zwaar geschut, maar deze beschieting richtte slechts beperkte schade aan. Wegens geldgebrek moest de bisschop de belegering al snel weer opheffen, zijn soldaten weigerden zonder soldij verder te vechten.
In de hierna gehouden vredesbesprekingen kwam onder andere kasteel Rechteren weer onder het bewind van de Bisschop van Utrecht – hiertoe moest Overijssel een aanzienlijke schatting bijeenbrengen die aan de Hertog betaald werd. Er werd overwogen door de Bisschop en de magistraten van de grote steden om het kasteel af te breken zodat het geen strategische rol meer zou spelen. Uiteindelijk werd er gekozen om de wallen te slechten. Het huis en zijn landerijen keerde ook weer terug als leen aan Hendrik van Rechteren.
De verdedigingswerken werden kennelijk niet geheel gesloopt. In 1583 verzoekt Adolph van Rechteren de Ridderschap en de steden van Overijssel om 200 man voetvolk en 50 ruiters ter verdediging tegen de Spaanse troepen van Philips de Tweede. Aan zijn verzoek is maar ten dele gehoor gegeven zodat in mei 1584 het Kasteel in Spaanse handen viel. De Spaanse bezetting van kasteel Rechteren duurde tot 1590. In 1591 werden alle verdedigingswerken op last van prins Maurits geslecht, zo verloor het kasteel haar strategische positie.
De 17e eeuw
In de 17e eeuw maakte het gebouw weinig ontwikkelingen door; Johan van Rechteren was meer op Huize Almelo gericht, dat hij voor de familie wist te behouden na een lange rechtszaak met de familie Westerholt. Zijn zoon Joachim Adolf volgde Johan op als heer van Rechteren. In zijn tijd werd Rechteren nog eenmaal ingezet als krijgsobject; uit angst voor de Bisschop van Münster, “bommen” Berend von Galen, werd het kasteel op last van de gedeputeerden van de Staten van Overijssel bezet door een krijgsmacht van ongeveer 35 à 40 man.
In 1666 toen de bezetting was opgeheven bleek dat de soldaten in het huis behoorlijke schade hadden aangericht: er waren op diverse plekken schietgaten gemaakt, het lood van de goten was gebruikt voor kogels, en vloeren waren opgebroken. Tot overmaat van ramp werd in 1666 de toren door bliksem getroffen.
Joachim Adolphs oudste zoon Johan Zeger trouwde in 1685 als nieuwe heer van Rechteren met Agnes Sofia van Raesfelt. Zij bracht aanzienlijke goederen en geld mee met dit huwelijk. Johan en Agnes lieten het noordelijke koetshuis bouwen, daarnaast lieten zij diverse kamers opknappen in het kasteel, waarvan het Italiaans stucwerk plafond in de ridderzaal nog getuigd. Hun beider wapens zijn in het stucwerk verwerkt met de datum 1696.
Joachim Adolf van Rechteren (1627 – 1686)
Groepsportret van Johan Zeger van Rechteren, zijn echtgenote Agnes Sophie van Raesfelt en hun kinderen
Voorzijde kasteel anno 1729
De 18e eeuw
In 1711 trouwt Johan Zeger’s zoon Joachim Hendrik Adolf met Amalia zu Limpurg. Amalia is een van drie erfdochters van het graafschap Limpurg net onder Würzburg. Met dit huwelijk werd Joachim Hendrik Adolph verheven in de Duitse gravenstand, tevens werd de naam Limpurg aan de achternaam toegevoegd.
In 1714 wordt een smeedijzeren toegangshek met zandstenen pijlers gemaakt. De bekroningen van deze pijlers zijn gebeeldhouwd met het alliantiewapen van Rechteren en Limpurg. Als Joachim Hendrik Adolph in 1717 sterft wordt hij bijgezet in het familiegraf in de kerk te Dalfsen. In de kerk werd toen ook het monumentale zandstenen grafmonument gemaakt ter nagedachtenis aan Johan Zeger van Rechteren en Agnes Sofia van Raesfelt, en Joachim Hendrik Adolf en zijn vrouw Amalia zu Limpurg.
Amalia bleef als weduwe met haar vijfjarige zoon Rechteren bewonen. Tweemaal per jaar bezocht zij ook haar bezittingen in Duitsland gelegen te Sommerhausen en Markt Einersheim. Amalia heeft de Gildehauser steenhouwer Lubbert Hagen opdracht gegeven om diverse uitbreidingen te realiseren aan het huis. Zo wordt in 1725 een tweede koetshuis gebouwd tegenover het eerdere koetshuis uit 1685. Door de zandstenen timpaan van de buitenzijde van het oudere koetshuis te hergebruiken krijgen de koetshuizen een vrijwel identieke façade. In 1727 wordt het hoofdgebouw met de toren verbonden door de aanbouw van een hal en twee vleugels. Hierdoor werd de entree naar de huidige noordwest zijde van het gebouw gebracht; er ontstond een voorplein tussen de koetshuizen en de brug werd ook verplaatst naar deze kant van het gebouw. De nieuwe bouwdelen zijn voorzien van een eenvoudig pannendak met een torenuurwerk onder het dak.
Met het huwelijk van Johan Evert Adolph met zijn nicht Sophia Juliana Florentina van Rechteren Almelo in 1747 komen de heerlijkheden Almelo en Rechteren in één hand. Bij de verdeling van de bezittingen in de volgende generatie gingen de Duitse bezittingen naar de jongste zoon Frederik Reinhard van Rechteren Limpurg, Almelo en Rechteren kwamen in het bezit van Frederik Lodewijk Christiaan van Rechteren Limpurg. Zijn oudste zoon Adolph Frederik Lodewijk volgde hem op als heer van Almelo en Rechteren.
De 19e eeuw
De oudste zoon van Adolph Frederik Lodewijk erfde de heerlijkheid Almelo, zijn broer Jacob Hendrik erfde Rechteren. De belangrijkste ingreep van Jacob Hendrik was de bouw van de brug naar het plein. In 1863 werd deze brug opgeleverd, hij was ontworpen door L.H. Eberson die een zeer vergelijkbare brug ontwierp voor het nabijgelegen kasteel Eerde. De oude van Rechteren Limpurg poort uit 1714, die vermoedelijk aan de zuidzijde van het kasteel heeft gestaan werd door Eberson als toegangshek geïncorporeerd, aangevuld met nieuwe elementen. Ook de kades van het plein werden in baksteen opgetrokken zodat er een harmonisch geheel ontstond met het plein de bijgebouwen en het huis.
In 1881 liet Jacob Hendrik de façade van het noordelijke koetshuis moderniseren en werd het van binnen voorzien van een modern gietijzeren stalsysteem uit Engeland. Vergelijkbare stallen stonden in het koetshuis van het Van Loonhuis in Amsterdam en staan nog steeds in de stallen van paleis Het Loo in Apeldoorn. De eetzaal is ook in zijn tijd gerenoveerd: alles in 17e eeuwse stijl, met hoge eiken lambriseringen waarboven goudleerbehang. Er stond ook een groen geglazuurde Kachelofen uit Duitsland met daarin verwerkte familiewapens. Ook het schoorsteenstuk van Hendrik ten Oever, Andromeda, was nog aanwezig.
De poort van 1863
De eetzaal met de Kachelofen
Adolph Zeyger graaf van Rechteren Limpurg, heer tot Rechteren en Verborg (1863 – 1918)
Lichtkoepel in glas in lood boven het trappenhuis
De 20e eeuw
Na de dood van Jacob Hendrik in 1878 werd hij opgevolgd door zijn enige zoon Adolph Zeyger van Rechteren Limpurg. Adolph Zeyger kocht voor zijn moeder de Leemcule gelegen aan de rand van Dalfsen en liet de architecten Mutters en J.W.H. Berden diverse ontwerpen maken voor de uitbreiding en modernisering van het kasteel.
Mutters maakte een ontwerp in neogotische stijl dat niet veel intact zou laten van het oorspronkelijke gebouw. Uiteindelijk ging de opdracht naar Berden die enkele elementen uit Mutters ontwerp toepaste op het laat-gotische woonhuis en de toren. Daarnaast verving Berden het pannendak met de veel imposantere mansardedaken.
Het voorhuis werd in 1898 voorzien van een extra verdieping bekroond met uitbundig steenhouwwerk en een klokkentoren. Daarnaast werden de zadeldaken van de koetshuizen aangepast met trapgevels ook naar het ontwerp van Mutters. Adolph Zeyger liet ook de ridderzaal verfraaien met een eikenhouten betimmering voorzien van zeer rijk snijwerk en een imposante schouw. De wanden werden bespannen met een oud rood velours d’Utrecht afkomstig uit een huis in Leiden.
Toen Adolph Zeyger in 1906 trouwde met Marguérite van Heeckeren van Enghuizen werd het interieur grondig gerenoveerd. Zo werd het hele gebouw voorzien van centrale verwarming en moderne communicatie middelen zoals een belbord en later telefoon. Daarnaast werden op de beletage drie ruimtes voorzien van rijke betimmeringen in rococo en barokstijl. De meest imposante vernieuwing was wel het trappenhuis: de trap werd verplaatst naar zijn huidige positie, geheel uit hout gesneden in marot stijl en van licht voorzien door een indrukwekkende lichtkoepel. Deze lichtkoepel gemaakt van glas in lood is gecentreerd door het alliantiewapen van Rechteren Limpurg van Heeckeren met daaromheen de familiewapens van alle vrouwen van Rechteren van de 14e eeuw tot het einde van de 19e eeuw.
Na de dood van Adolph Zeyger in 1918 is het huis voor langere tijd niet of nauwelijks bewoond. De weduwe van Adolph Zeyger gaf de voorkeur aan haar geboortehuis Kasteel Enghuizen bij Hummelo, dat zij vererfde aan haar tweede zoon Adolph Sweder van Rechteren Limpurg. De oudste zoon Adolph Reinhard trok na zijn huwelijk met Carola Elisabeth van Lynden in 1937 in het zuidelijke koetshuis dat voor bewoning was verbouwd. Het kasteel was inmiddels toe aan een totale restauratie maar deze moest door de oorlogsdreiging worden uitgesteld.
Reinhard was zeer bezorgd over de dreigende oorlog en liet veel vloerdelen uit de kamers van het kasteel halen. Deze brede grenen vloerdelen werden vervolgens weer benut in een van twee boerderijen die op het landgoed werden gebouwd. Het doel achter deze exercitie was om het kasteel onbewoonbaar te maken en zo inkwartiering door de Duitsers te voorkomen.
De Tweede wereldoorlog
Uiteindelijk waren het niet de onbewoonbare kamers, maar het ter beschikking stellen aan het Rode Kruis dat voorkomen heeft dat de Duitsers zich het Kasteel hebben toegeëigend. Het diende als onderdak aan bejaarden uit Katwijk en Scheveningen. Deze evacués zijn tot vlak na de oorlog in het kasteel gebleven. In de grotere vertrekken waren kleinere kamers gemaakt met schotten om de bejaarden meer privacy te geven. Het grafelijke gezin bewoont in deze periode het Koetshuis samen met hun butler.
Bij tijd en wijle bood het kasteel onderdak aan een onderduiker: Henk van Gelderen, een Joodse student uit Amsterdam die in Hengelo als zoon van een textiel Fabrikant was opgegroeid, zat in Amsterdam in het verzet. Van Gelderen was in contact gekomen met de familie toen hij door de hoofdzuster van dienst, Tonia Haverkort werd gevraagd om met zijn studenten strijkorkest te komen spelen voor de ouderen. Er ontstond een vriendschap, de student en de graaf hebben vaker ondergedoken gezeten in een geheime kelder van het kasteel, op een paar veldbedden met een kaarsje en een fles wijn. Adolph Reinhard hielp ook het verzet dat zich in de Rechterense bossen hadden verstopt door ze af en toe van eten te voorzien.
Grote restauratie
Toen het Rode Kruis vertrokken was kon er een begin worden gemaakt met een zeer ingrijpende restauratie van het hele kasteel. De toren was ernstig gaan hellen en ineenstorting dreigde als er niet zou worden ingegrepen. De fundering van de toren is helemaal vervangen met een betonconstructie die onder het plein loopt.
Adolph Zeyger en zijn vrouw hebben een groot deel van de neogotische aanpassingen uit 1889 laten verwijderen om het in de oude staat te herstellen. Belangrijk te noemen zijn de achthoekige weergang die onder het uivormige dak van de toren was aangebracht en de vier schoorstenen op het achterhuis die ten dele waren verwijderd en vervangen door pijpen. Ook de trapgevels van het achterhuis waren in de laat 19e eeuw voorzien van extra trappetjes. Eigenlijk heeft het hele kasteel in de steigers gestaan en is er bijna geen gevel ongemoeid gelaten.
Het is aan de doortastendheid van Adolph Zeyger en zijn vrouw Carola te danken dat het kasteel nu nog in deze staat kan verkeren.
Luchtfoto 1928